Brandweer in Laren (Gld.)
Uit ‘Van zitting tot Bank’, copyright J.L. Hartgers 1988. Jubileumboek ter gelegenheid van de 75-jarige Rabobank Laren-Exel.
De eerste brandmeldingen in Laren en omgeving dateren uit de late middeleeuwen, als er sprake is van brand te Ampsen en Verwolde. Over omvang en bestrijding van de brand is niets bekend.
Toen bakker Dieks in 18e eeuw grond kocht om een bakkerij met woning te stichten, was er op het kadaster aantekening gemaakt van een brandspuitenhuisje. Vermoedelijk heeft dus aan de Deventerweg op dezelfde plek als ‘de oude bakker’ voordien een klein schuurtje gestaan voor het herbergen van de brandspuit.
Daarna is vermoedelijk een nieuw optrek zijn gevonden of gemaakt, tegenover de ‘Bakkerij’ een boerderij aan de Kloosterweg. Heuvel schrijft in zijn boek over een brandkolk in het dorp Laren, bij de smid. Dit zal waarschijnlijk Eggink van dezelfde ‘Bakkerij’ zijn, want dat waren toen de smeden in het dorp. Waar deze brandkolk precies lag is niet meer bekend, maar de situatie met het brandspuitenhuisje daar heeft jaren voortgeduurd.
Hele verhalen zijn er vaak over een brand in omloop, ook in 1897 toen er brand uitbrak in het ‘Snijdersbakhuis’ aan de Deventerweg. Er werd toen spottend gezegd dat bakker Dieks met zijn vrouw naar de brand was geweest, omdat hun daarna geboren dochten Bertha rood haar had.
Omtrent het waarschuwen van de brandweer werd wel eens gezegd: ‘Wacht nog mar effen, want ’t brandt nog neet al te bes’.
In 1904 brandde een steltenberg (schuurberg) geheel af bij boerderij ‘Kemp’ in het Larense Broek. De brandspuit rukte niet uit, want er was toch geen water. Dat het toen wel wat meer laconiek toeging is nu nog bekend. Een oud-brandweerman weet te vertellen dat destijds de oude Eggink van de ‘Bakkerij’ de brandspuit naar de brand moest rijden. Op dat moment dat hij bericht kreeg van een brandgeval in het buitengebied, was hij net het land op ‘De Enk’ aan het ploegen. Hij nam de ploeg weer ter hand en zei rustig: “Och ik kan toch eerst nog wel een paar vore bouwen, zo had zal dat noe ok wel neet gaon”.
Er zijn echter ook andere berichten zoal bijvoorbeeld in de krant van 27 maart 1913 staat te lezen. ‘Heden morgen tussen 3 en 4 uur kwam een expresse per fiets den opperbrandmeester tijding brengen dat een berg met stroo op het erve De Meijer tien minuten buiten ons dorp gelegen, in brand stond. Spoedig reed de spuit in galop uit. Huis, schuur en haverberg konden behouden blijven. De brand was vermoedelijk door een kind aangestoken.
Op woensdag 19 juli 1929 brandde de oude woning ‘Japik’, gelegen in de Grote Enk van de buurschap Verwolde, geheel af. De woning werd bewoond door het gezin V. uit Nunspeet, die na de brand nog enige tijd in de schuur heeft gehuisd.
De wat meer georganiseerde brandbestrijding dateert waarschijnlijk uit de Tweede Wereldoorlog. Er was toen een losse spuitwagen welke achter een auto gekoppeld kon worden. Deze spuitwagen was geruime tijd bij de Landbouwcoöperatie gestald, waar chauffeur Jan Snellink dan voor het vervoer zorgde. Zaakvoerder Herman Kok kreeg de brandmelding binnen, maar ging dan meestal eerst per fiets naar de ‘brand’ om te kijken of hoe erg het was. Hierna mobiliseerde hij wel of niet de vrijwillige brandweer.
Het spuitwater werd toen gepompt uit een sloot of een (brand)kolk. Later werden er brandputten (bronnen) geslagen en daarna kwam de waterleiding, welke op verzoek meer druk kon opbrengen tijdens het spuiten. Inmiddels was er na de oorlog een tankwagen gekomen en wat later zelfs een schuimblusser als meden andere brandbestrijdingsapparaten.
De eerste echte brandweercommandant was waarschijnlijk W.J. v.d. Brink, de loodgieter. Hierna kwamen Fr. de Haan (smid), P. Schoenmakers (schoenmaker) en W. Rikkert de Horlogemaker. Voordien sprak men over opperbrandmeesters. Het waren toen (en oo nu nog) vrijwillige brandweerlieden, die wel wat wilden oefenen, maar dan na afloop graag bij hun zelf de brand blusten. Het kwam in die tijd zelfs voor dat een brandweerman, zodanig herkenbaar door pet of helm met overall, niet daadwerkelijk meehielp aan de brandbestrijding maar meer fungeerde als ordonnans of fouragemeester.
‘Net als in deze tijd, kon het voorkomen dat bij een brand nog alleen wat muren overeind stonden en verder alles was verbrand. De eigenaar van een pachtboerderij was er net iets eerde dan de agent van de verzekering. Hierdoor was er voor de bewuste brandweerman gelegenheid om met de eigenaar tot een accoord te komen. De brandweermensen zouden (in verband met het mogelijke gevaar) de nog resterende muren omvertrekken en als beloning dan worden getracteerd op koffie in café Veldmaat. En misschien ook nog wel wat anders? Er werd ook nog duidelijk bedongen dat er brood op tafel zou komen met gekookte eieren’!
Het oproepen voor een brand, ging jarenlang via de sirene, die op zaterdagmiddag altijd ‘proef draaide’. Later kwam het signaal bij elke brandweerman persoonlijk binnen, door middel van een zogenaamde ‘pieper’ die ze altijd op zak droegen.
Na de samenvoeging van beide gemeente Laren en Lochem, bestond de gemeentelijke brandbestrijding uit het vrijwillige brandweerkorps Lochem met twee eenheden, een beroepscommandant en chauffeur. Vervolgens een eenheid te Laren en een te Barchem.
Fotoboek (historie)
Er is veel tekst- en beeldmateriaal over de Larense brandweer bewaard gebleven. Veel is al door Peter Schoenmakers opgetekend in plakboeken. Hieronder vindt u een aantal foto’s van de brandweer Laren die uit de verschillende regionale en lokale archieven komen. Deze foto’s zijn o.a. uit het Stedelijk Archief van Zutphen en uit privé-verzamelingen van Larense brandweerlieden.